Zelf lezen

Julia en de haai – Kiran Millwood Hargrave

Kiran Millwood Hargrave & Tom de Freston, vertaling Maria Postema

Dit boek is overweldigend. Het is een unieke leeservaring en nadat ik het las, bleef het nog een tijd in mijn hoofd rondspoken. Dit boek won in Engeland de Waterstone Children’s Gift of the Year.

Julia vertrekt met haar ouders in de zomervakantie naar een klein eilandje boven Schotland. Haar moeder is mariene bioloog en doet onderzoek naar Groenlandse haaien. Ze heeft de subsidies nog niet rond, maar heeft alle vertrouwen dat het wel goed komt: dat geld om haar onderzoek te financieren komt er wel. De kapitein op het schip waarmee ze de zee op gaat heeft er weinig vertrouwen in. Na twee weken heeft ze nog geen haai gezien. Ze krijgt de ene na de andere tegenslag te verwerken.

Julia en haar vader proberen ondertussen te wennen aan wonen in een vuurtoren. Julia maakt een vriend, Kin, maar de vriendschap kent ups en downs. Net als de buien van haar moeder. Ze is soms opeens heel blij, maar ook opeens heel boos of down. Als bioloog maakt ze zich zorgen over het milieu en de klimaatverandering. Ze voelt zich machteloos en tegelijk strijdbaar. Julia houdt van haar moeder maar weet zich geen raad: hoe moet ze nu contact krijgen met haar, hoe kan ze haar helpen?

De haai en de zwermen vogels die je op de voorkant ziet, komen letterlijk en figuurlijk voor in het verhaal, net als de vele feitjes over dieren en de zee. Julia schrijft alle weetjes op in haar gele boekje. Het geeft haar houvast. Maar in haar dromen heeft ze geen houvast. Ze droomt over de haaien die haar kamer binnenzwemmen. Er staat iets te gebeuren, maar wat?

“De muren bewogen. Ze golfden en bonsden en schimmel schoot langs de muren omhoog tot het donker werd, zo donker als de zee. De haai roerde zich, reusachtig, traag, onverbiddelijk. De houten vloer kraakte toen hij er met zijn volle gewicht tegenaan duwde tot de planken versplinterden en het hele bed werd opgetild en de vuurtoren werd losgescheurd terwijl de haai bovenkwam en ons allemaal naar zee sleurde.”

Thema’s die aan de orde komen zijn de klimaatverandering, pesten en psychische problemen. Zoals gezegd best veel voor één verhaal. Maar het past zo wonderwel in elkaar. Het moet zo zijn, het is zo slim en gevoelig geconstrueerd en de boodschap komt daardoor echt binnen.

Het is echt een bijzondere leeservaring, ook omdat de vormgeving werkelijk schitterend is. Het zwart-wit en geel spat van de bladzijden en de illustraties zijn soms over een hele spread uitgesmeerd. Bepaalde passages zijn in een ander lettertype opgemaakt of in de vorm van een haai op de pagina gezet.

Kortom: een aanrader dit boek, maar houd er rekening mee dat de thema’s best heftig zijn en vragen kunnen oproepen bij kinderen. Lees het boek dus vooral zelf voordat je het boek aan je kind(eren) geeft. Koop het boek hier. Veel leesplezier!

Voorleesboeken, Zelf lezen

Herfst en winter met Kikker & Pad – Arnold Lobel

Kikker en Pad, wie kent ze niet? Nou, een heleboel jongeren en kinderen van nu, en dat is jammer! Arnold Lobel (Verenigde Staten, 1933-1987) schreef zijn eerste verhalen over Kikker en zijn vriend Pad in de jaren ‘60. In 1970 verschenen ze in het Nederlands. Lobel schreef veel verhalen voor beginnende lezers en illustreerde zijn verhalen zelf. Schrijven vond hij moeilijker dan tekenen. Alle verhalen van Kikker en Pad behoren tot de klassieke kinderboeken, maar de dierenverhalen zijn nooit zo bekend geworden als Winnie de Poeh of De wind in de wilgen. De verklaring die vaak wordt gegeven is dat de verhalen zo bescheiden zijn.

Dat zie je ook als je deze nieuwe uitgave met een selectie van verhalen uit Bij Uil thuis en Alle verhalen van Kikker en Pad: rustige kleuren, grote letters en de illustraties hebben een zacht uitstraling en veel ronde vormen. Het boek straalt liefheid en warmte uit. Als je begint te lezen ga je direct houden van Kikker, Pad en Uil: ze zijn zo lief en ontroerend, ze hebben het beste met elkaar en de wereld voor. Kikker en Pad zijn beste vrienden. Kikker is optimistisch en vrolijk, Pad wat humeuriger. Maar ze zijn er altijd voor elkaar, onvoorwaardelijk. Onderstaand citaat is treffend voor hun band:

“De slee maakte een sprong over een berg sneeuw.

‘Zonder jou, Kikker, zou ik de slee niet kunnen sturen,’ zei Pad.

‘Je hebt gelijk, de winter is fijn.’”

Uil woont alleen en heeft het goed met zichzelf: hij huilt tranenthee en laat de winter zijn huis binnen. Hij heeft niemand nodig om gelukkig te zijn.

De verhalen spelen zich allemaal af in de herfst of de winter. Er ligt een dik pak sneeuw en er wordt gesleed. Ik las een aantal ervan voor aan mijn kinderen toen ze 3 of 4 jaar waren. Het is dus alweer even geleden, maar de toon kwam me gelijk weer bekend voor. Die vertrouwdheid zal kinderen ook aanspreken. Verhalen die je keer op keer kunt (voor)lezen en die nooit vervelen.

Ben jij ook nieuwsgierig geworden naar Kikker & Pad? Haal dan deze mooie nieuwe uitgave bij de lokale boekhandel of bibliotheek!

Voorleesboeken, Zelf lezen

De Gorgels en de laatste kans – Jochem Myjer

Het finaledeel van de Gorgel-trilogie! Jochem Myjer vertelde in de Grote Vriendelijke Podcast dat hij in dit laatste deel nog eens flink wilde uitpakken: hij haalde alle Gorgels uit de wereld naar ‘zijn’ eiland om zich op te maken voor hun grootste uitdaging ooit!

Die wereld-Gorgels moeten we wel even leren kennen… In deel 1 waren er alleen nog maar Bobba (de waakgorgel van hoofdpersoon Melle), Belia (de waakgorgel van zijn zusje Limoni) en de wijze Grijze Gorgel. In deel 2 komen daar de Berggorgels bij, die rond de gletsjers in de bergen leven. Maar in dit deel wordt het wat ingewikkelder: met o.a. Grensgorgels, Woestijngorgels en Bosgorgels. De namen en gekke woorden vliegen je om de oren.

“Behoedelazachies!” “Goedemorgelavroegievroegie” “Urgentelaspoediespoedie!”

Gelukkig is er een verklarende woordenlijst voorin en komt er binnenkort een Gorgelencyclopedie! (Daarover later meer)

Melle is zoals we gewend zijn van deel 1 en 2 weer de grote held. Hij wordt door de Gorgels gerespecteerd en gedraagt zich gaandeweg het verhaal zelfs steeds meer als een Gorgel… hij spreekt hun taal, kan zich met de stok verdedigen en leert zelfs om te ‘flitsen’, oftewel razendsnel van de ene naar de andere plek bewegen.

Het probleem waar Melle en zijn kleine vriendjes mee geconfronteerd worden is dit keer grootser en lijkt onoplosbaar. Toch gaan ze de uitdaging aan. Maar of het gaat lukken om de Brutelaars die Gorgels in slaap brengen te bestrijden?

Ik heb weer erg genoten en gelachen tijdens het lezen. Er zitten geweldige taalvondsten in (de Görgels uit het nöörden plaatsen öp elke ö een trema: echt een hilarisch effect). Myjer schrijft ook zo beeldend dat je het echt voor je ziet, bijvoorbeeld het inrichten van het ‘hoofdkwartier’ voor de Gorgels in de camper. Myjer heeft ook veel oog voor de natuur en benoemt veel vogelsoorten en je leert en passant ook meer over de poolcirkel en natuurverschijnselen in het Hoge noorden.

Dit boek leest net als de eerdere delen weer als een trein. Complimenten ook voor de vormgeving en papierkeuze van de uitgever: dit boek oogt zo lekker stevig en robuust daardoor, net als de andere boeken. De illustraties van Rick de Haas zijn weer schitterend en het zijn er ook weer lekker veel, soms paginagroot.

Bij het lezen van het laatste hoofdstuk kreeg ik een brok in mijn keel. Kinderen die 12 jaar worden verliezen hun Gorgel. Hoe moet dat nu met Melle en Limoni?

Ontroerend vond ik het interview dat Bas en Jaap in de GVP hadden met Jochem Myjer. Hij beschouwt de Gorgels als zijn levenswerk. Vroeger was Myjer al groot liefhebber van kinderboeken en nu is hij zelf succesvol schrijver geworden. Hij gaf zelfs toe dat hij schrijven nóg leuker vindt dan op het podium staan.

Helaas is de Gorgel-reeks met dit boek ten einde. Voor Jochem Myjer is het genoeg zo: volgens een theaterwet komt alles in drieën. Maar schrijven is Myjer nog niet zat: we kunnen een nieuw kinderboek van hem verwachten! Gorgel-fans kunnen zich nog wel verheugen op een soort encyclopedie met alle Gorgels en Brutelaars die er op de wereld voorkomen.

In de wereld van Jochem Myjer lijkt alles alleen maar vrolijk en fijn, constateren meerdere interviewers. Dat komt, zegt Myjer, omdat hij graag schrijft over een wereld waarin hij zou willen leven. Ik zou het ook fantastisch vinden als Gorgels echt bestaan. Als er voor ieder kind een wezentje is dat hem of haar beschermt, hoe moeilijk het kind het ook heeft. Die wereld van Jochem Myjer, die is zo gek nog niet.

Prentenboeken

Ergens in de sneeuw – Linde Faas

Van dit nieuwe prentenboek van Linde Faas krijg je een grote glimlach op je gezicht. Het woord kerst wordt nergens in het boek genoemd, maar de associatie wordt al snel gemaakt.

Ook al kijk je misschien niet uit naar de kerstperiode, vanwege allerlei redenen kan kerst immers ook heel beladen zijn, met dit boek krijg je zin in lichtjes, een versierde boom en samen zijn met de mensen waar je van houdt.

Sofie voelt zich heel alleen. Haar vader werkt heel hard en heeft geen oog voor haar. Sofie gaat naar buiten, de sneeuw in, op zoek naar een ‘beetje magie’.

En dat vindt ze, in de vorm van een grote eland die haar meeneemt de natuur in. Tussen de dieren in de sneeuw ontdekt ze een eenzame boom die erom vraagt om versierd te worden. En als ze dat samen met de dieren gedaan heeft, wacht haar een verrassing…

Dit heerlijk grote formaat prentenboek (net iets hoger dan het standaard formaat) is een feest om te bekijken en om (voor) te lezen. Linde Faas kan met ogenschijnlijk gemak met dromerige lijnen en stipjes, streepjes en lijnen op precies de goede plek een wereld creëren die enerzijds realistisch oogt en anderzijds ruimte laat voor eigen invulling.

Haar tekening van een bevroren meer is meesterlijk. Ongelooflijk hoe ze de kleur van ijs, de luchtbellen en de krassen van schaatsen heeft kunnen vangen.

En dan de finalepagina met het noorderlicht, dat Linde Faas – ze woont in Noorwegen – vast zelf ook regelmatig ziet.

Dit schitterende boek ligt nu in de winkel! Haal het in huis voor je kinderen of jezelf, om uit te kijken naar de kersttijd of juist om hem te overleven. Verschenen bij uitgeverij Lemniscaat.

Zelf lezen

Het boek van Beatrice – Kate DiCamillo

Met illustraties van Sophie Blackall

Het waren andere tijden, zo’n 1500 jaar geleden. Hoe het was om een meisje te zijn in een wereld van mannen. De vrouw mocht niks, kon niks, anders dan kinderen krijgen en ze grootbrengen. Vrouwen mochten niet leren, niet lezen en geen hoge positie bekleden. Behalve Beatrice.

Kate DiCamillo – bekend van het drieluik dat begon met Neem mijn hand, Flora en de fantastische eekhoorn en vele andere verhalen, veelal over dieren – schreef weer een heel verrassend boek, dat ditmaal in de middeleeuwen lijkt te spelen.

Helemaal zeker weten we dat niet, want DiCamillo vermeldt geen tijd en geen plaats, maar de beelden verklappen genoeg over in welke tijd dit verhaal speelt: kloosters, monniken, koningen, paard en wagens en gevaarlijke soldaten.

Het verhaal ontvouwt zich als een knop die een bloem wordt. Het meisje Beatrice wordt op een ochtend wakker met in haar hand het oor van een geit. De geit is levensgevaarlijk volgens hun eigenaren, de monniken in een klooster. Het meisje weet niet wie ze is en waar ze vandaan komt.

Monnik Edik ontfermt zich over haar. Het blijkt een wonderlijk meisje. Ze blijkt de geit, die woest en wild is, te kunnen temmen. Ze blijkt te kunnen lezen en schrijven. Edik weet niet wat hij meemaakt. Wie is dit meisje?

De lezer gaat mee in de vragen die de monnik stelt. In het klooster worden voorspellingen (profetieën) opgeschreven. Edik herinnert zich een profetie over een meisje dat de plaats van de koning in zal nemen en de wereld zal veranderen. Zal dat dit meisje zijn?

Daar komen we snel genoeg achter. We krijgen sympathie voor Beatrice en de geit, en later ook voor haar jonge vriend Jack Dory. Langzamerhand komen de herinneringen van Beatrice terug. Aan de hand van dromen, flarden tekst die ze opschrijft en ontmoetingen met anderen ontdekt ze wie ze werkelijk is.

Het is een wonderlijk, bij vlagen ongrijpbaar verhaal. Meestal kun je het goed volgen en dan opeens raak je in de war. Het is een gedurfd en uniek verhaal dat me wel wat deed denken aan Het wonderbaarlijke verhaal van Edward Tulane, het porseleinen konijn, dat ik ook schitterend vond. DiCamillo heeft een zo’n eigen stem, met niemand anders te vergelijken. Geschikt voor lezers vanaf 9/10 jaar.

Zelf lezen

Amari en het spel der magiërs – B.B. Alston

Amari, de grote heldin uit Amari en de nachtwachters, is terug! Het debuut van B.B. Alston werd juichend ontvangen: het won in 2021 de Barnes & Noble jeugdboekenprijs en dit jaar in Nederland een Bronzen Griffel!

In dit tweede deel, dat niet los gelezen kan worden van deel 1, gaat Amari aan de slag als Agent aan het bureau voor Bovennatuurlijke Zaken. Amari is een meisje van kleur dat opgroeit in een achterstandswijk met bijna alleen maar witte mensen om zich heen: dat maakt haar erg onzeker. Haar broer Quinten is plotseling verdwenen en natuurlijk maakt Amari zich heel erg zorgen om hem. Nooit had ze gedacht dat hij in een ‘andere wereld’ zou zijn, maar dat is precies waar ze terecht gaat komen… Eenmaal binnengetreden in het Bureau voor Bovennatuurlijke Zaken ontdekt ze dat ze een machtige magiër is en goed voor zichzelf op kan komen. Ze krijgt dus helaas wel veel te maken met racisme – niet op de manier die we in onze wereld kennen – maar toch herken je dezelfde patronen als in onze samenleving. Dat maakt het verhaal rijk en urgent. Maar lezers smullen natuurlijk vooral van de fantasy-wereld die Alston creëerde: een wereld vol met bekende en onbekende magische wezens.

In dit deel 2 leren we de vriendin van Amari, Elsie, beter kennen. Amari komt voor een groot dilemma te staan: wil zij de leider van het Genootschap der Magiërs worden, of laat ze deze taak aan een ander, die misschien geen goede bedoelingen heeft…?

Vergelijkingen met boeken als Harry Potter en Nevermoor worden vaak gemaakt, maar voor de liefhebbers van de verschillende series is er toch altijd genoeg verschil op te merken. Het is gewoon heerlijk om te verdwijnen in een andere wereld. Geschikt voor sterke lezers vanaf 10/11 jaar.

Voorleesboeken

Hoe ging dat ook alweer?

Heidi Jaspers & Henk van der Gugten

Bij Pelckmans verscheen in 2021 deel 1 van Hoe ging dat ook alweer? 10 sprookjes net dat beetje anders. Een lekker groot formaat voorleesboek met paginagrote tekeningen en verhalen geschreven op rijm. Onlangs verscheen het tweede deel in de serie: dit keer met verhalen over spreekwoorden. Het concept is hetzelfde: verhalen van ongeveer 3 tot 8 bladzijden op rijm (steeds in rijmschema abab) en geïnspireerd op een bestaand spreekwoord.

Verwacht geen etymologische uitleg van de spreekwoorden: de verhalen zijn gebaseerd op het letterlijke ‘beeld’ dat het spreekwoord schetst, niet de figuurlijke betekenis. Daar moest ik eerst even aan wennen: ik vond het jammer, want het is ook nuttig om kinderen uit te leggen wanneer je een spreekwoord/uitdrukking zoals ‘nu komt de aap uit de mouw’ kunt gebruiken in een zin.

Maar eenmaal daaraan gewend moest ik erg lachen om de associaties die de auteurs hebben gemaakt met de spreekwoorden. De rijmende verhalen zitten vol humor en grappige vondsten. Als je een verhaal voorleest kun je als volwassene natuurlijk wel nog iets meer vertellen over het spreekwoord. Het ene spreekwoord leent zich daar beter voor dan het andere. Bijvoorbeeld ‘met lange tanden eten’ is echt grappig als je je dat voorstelt en de tekening van het meisje dat niets lust is hilarisch.

Het taalgebruik is op sommige plaatsen best wel pittig. Zo worden er ook in de verhalen nog meer uitdrukkingen gebruikt zoals ‘gedane zaken nemen geen keer’ en ‘het hazenpad kiezen’. Maar ik vind dat in het kader van rijke taal prachtig: hiervan leren kinderen meer woorden en ook uitdrukkingen, mits de voorlezer er zo nu en dan bij stilstaat.

‘Hoho,’ zei Roodkapje, ‘dit gaat me wat snel.

Geef me maar eerst een minuutje.

Wat ik wil weten, ben jij nou wel

een betrouwbaar individuutje?’

Belangrijk om op te merken is dat spreekwoorden en uitdrukkingen voor kinderen met autisme erg ingewikkeld zijn. Zij nemen vaak alles letterlijk wat er gezegd wordt en raken dus in de war van een aap die in een mouw zou kunnen zitten, want waar is die dan? Voor deze kinderen zijn deze verhalen wellicht te moeilijk. Maar kijk naar je kind(eren) en schat in of ze het aankunnen. Onderschat ze vooral niet! Voor kinderen vanaf 5 jaar is de aanbevolen leeftijd.

Het boek met sprookjes kan al aan jongere kinderen voorgelezen worden. Ook in deze verhalen veel humor en inclusiviteit: de prins en de (mannelijke) kok die verliefd op elkaar worden, en mensen met verschillende huidskleuren.

Kortom: heerlijke voorleesboeken om mee te nemen naar je klas in groep 1 t/m 4. Tip: lees het verhaal dat je wilt voorlezen eerst helemaal voor jezelf. Liefst hardop, om te oefenen met de rijm en intonatie. Zijn er lastige zinnen of woorden die je uit moet leggen? Schrijf die voor jezelf even op. Zo ben je goed voorbereid, oftewel ‘kom je goed beslagen ten ijs’!

Voorleesboeken, Zelf lezen

De geheime tuin – Frances Hodgson Burnett

Vertaald door Imme Dros (luxe editie, Leopold)

Mary Lennox is een buitengewoon onaangenaam personage, verwend tot op het bot en totaal ongeïnteresseerd in de wereld om haar heen. Niet verwonderlijk als je ouders niet naar je omkijken en het de gewoonte is als rijk meisje om haar personeel bevelen te geven. We volgen Mary van haar oude woonplaats in India naar haar nieuwe voogd in Yorkshire; omdat haar ouders geen tijd meer hebben om voor haar te zorgen gaat ze wonen op een prachtig landgoed in een enorm huis. Maar ervan genieten kan ze er niet. Ze is een schriel, bleek kind zonder vlees op de botten en niets lijkt indruk op haar te maken.

Tot zover Mary. Er verschijnt namelijk nog een onaangenaam personage ten tonele, Colin – de zoon van de voogd – die verborgen moet blijven. Colin is ernstig ziek en ligt dag en nacht in bed. Mary ontdekt op een dag toch dat hij bestaat en vanaf dat moment veranderen de levens van beide kinderen. De geheime tuin speelt daar een grote rol in. De natuur wordt bezongen dat het een lieve lust is; uitgebreide beschrijvingen van de natuur, de vogels, de insecten en de manier waarop de tuin ontwaakt in het voorjaar vullen vele pagina’s.

De voogd van Mary heeft een groot verdriet in zijn leven meegemaakt en ‘verwerkt’ dit door zijn zoon te verstoppen en te negeren. Het is intens verdrietig, maar blijkbaar voor begin 1900 geen heel vreemde beslissing. In het nawoord lezen we dat Burnett in dit verhaal – dat oorspronkelijk voor volwassenen bedoeld was – met dit boek kritiek levert op de manier waarop artsen omgingen met ernstig zieke kinderen. Het was de gewoonte om kinderen veel bedrust voor te schrijven, terwijl buitenlucht wonderen kan doen voor je gezondheid. Ook levert Burnett kritiek op de standenmaatschappij, de gouvernantes en de kamermeisjes die alles moeten doen wat hun meester(es) hen vraagt. Gelukkig zijn hier de afgelopen eeuw dingen ten goede in veranderd.

De leeservaring was fantastisch, omdat het verhaal zo slim en gelaagd geconstrueerd is en goed in elkaar zit. De onaangename personages hebben een belangrijke functie in het verhaal en hun transformatie speelt een belangrijke rol in de boodschap die Burnett wil overbrengen. Ze noemt het ‘magie’: het geloven in het goede, het optimisme, de positieve gedachten die zorgen dat je je goed gaat voelen. En in de natuur zijn helpt daarbij. Het zorgen voor een tuin en je bewust zijn van de seizoenen, het bodemleven, vogels die nestelen; kortom je realiseren dat je als mens niet alleen bent op deze wereld en dat je voor je omgeving moet zorgen.

Ik ben zeker niet de eerste die deze klassieker eindelijk las maar zeker ook niet de laatste: Leopold bracht onlangs een prachtige luxe editie uit van het boek met goud op snee, een luxe cover met gouden letters en geïllustreerde pagina’s door Linde Faas. Ondanks dat het meer dan 110 jaar oud is, is het totaal niet verouderd of uit de tijd. Een tijdloos verhaal. De aanbeveling van Tonke Dragt is niet voor niks:

‘Verrukkelijk boek – mijn lievelingsboek. De geheime tuin heeft alles: het is geheimzinnig, spannend en betoverend mooi! Een boek dat ieder kind gelezen moet hebben.’

Zelf lezen

Bliksemkind – Hans Hagen

met illustraties van Martijn van der Linden

Yoko wordt getroffen door de bliksem en als ze dit door een wonder overleeft, heeft ze een bijzondere steen in haar hand. De steen blijkt geneeskrachtige eigenschappen te hebben. Haar ouders duiken er bovenop: hier valt geld mee te verdienen! Als de mensen er lucht van krijgen dat ze met hun kwalen naar Yoko en haar steen kunnen, ontstaan er enorme rijen voor hun eenvoudige huisje. Voor Yoko is het zwaar: de hele dag mensen genezen put haar uit. Hoe lang kan dit nog doorgaan?

Het intrigerende verhaal dat Hans Hagen in Bliksemkind vertelt, is gebaseerd op een ware gebeurtenis in Jakarta: hierover kun je lezen op hanshagen.nl. Dit maakt het natuurlijk nog interessanter voor jonge lezers: dit soort dingen gebeurt dus echt! Mensen geloven de gekste dingen om maar te ‘genezen’. Het bekendste is natuurlijk de bedevaartplaats Lourdes. Waarom geloven mensen hierin? Wat betekent het voor een persoon of een plek om opeens heilig verklaard te worden?

Het verhaal van Yoko wordt op een bijzondere manier verteld. Niet alleen met prachtige paginavullende illustraties van Martijn van der Linden, maar ook door ieder hoofdstuk vanuit een ander perspectief te laten vertellen over wat er met Yoko gebeurt. En dat zijn niet alleen maar mensen! Ook de steen zelf, de bliksem, de vulkaan, een schaar en de rij voor Yoko’s huis komen aan het woord. Fantastisch vind ik dat! En inspirerend ook, ik zie helemaal voor me hoe je dit boek kunt inzetten om met kinderen in de klas een verhaal vanuit heel veel verschillende perspectieven te vertellen!

De manier van schrijven is ook bijzonder: poëtisch, met korte zinnen (die me doen denken aan de boeken van Lida Dijkstra) en veel witruimte. Dat leest erg prettig en geeft letterlijk ruimte: heel fijn voor kinderen die opzien tegen volle bladzijden tekst. Ik denk dat lezers vanaf 10 jaar het al goed zelfstandig kunnen lezen.

Wat een mooi en leerzaam boek. Hoe we als mensen zo graag in wonderen willen geloven en daar alles voor over hebben. Prachtig boek!

Informatief

Terra Ultima – Raoul Deleo

Samengesteld en ingeleid door Noah J. Stern

De winnaar van de Woutertje Pieterse Prijs 2022! Eindelijk las ik het boek ook aandachtig door: ik had het eerder wel doorgebladerd, maar de tekst nog niet gelezen.

Dat maakt ook direct een verschil in leeservaring. Het formaat is indrukwekkend, de illustraties zijn verpletterend mooi. Er is zoveel te zien op de wonderlijke pagina’s van dit boek: onbekende dieren die toch ook veel bekends hebben (een kruising tussen een giraffe en een slak bijvoorbeeld), bizarre landschappen en Latijnse namen. Maar pas als je begint te lezen vanaf pagina 1 vallen de puzzelstukjes in elkaar. Terra Ultima is een onbekend continent op onze aarde. Niemand is er ooit geweest, behalve twee mannen: ontdekker Gilles Jansz (al in 1599) en Raoul Deleo. De schrijver en samensteller van dit boek, Noah J. Stern, ontving van Raoul Deleo kisten met daarin alle reisdocumentatie: tekeningen, kaarten, dagboekfragmenten. Stern kreeg de opdracht daar een boek mee te maken.

Was hij niet bang dat er opeens een enorm toerisme op gang zou komen? Dat mensen na het lezen van dit boek en masse naar Terra Ultima willen?

“Ik zou bijna vergeten dat de kans op hordes toeristen nu ook weer niet zó groot is. Niemand weet immers waar Terra Ultima ligt. Geen mens weer hoe je er komt. Op één geluksvogel na dan: Deleo. En die zwijgt als het graf.”

Je wordt als lezer meegezogen in het verhaal. Het is zó feitelijk beschreven, het móet wel waar zijn. En dan beginnen de expedities. Deleo is drie keer alleen naar Terra Ultima gegaan om veldwerk te doen. Een keer langs de kust, langs de rivier en door de bergen. Tijdens de expedities had hij wonderlijke ontmoetingen met de gekste dieren. Een gorilla die ook een zeeleeuw is, een koraalrif in de vorm van een panter en een insect met grote bladeren als vleugels die in grote getalen op Deleo gingen zitten tot zijn hele lichaam bedekt was.

Tijdens het lezen van het boek schoten mij twee dingen te binnen: allereerst wat een heerlijke fantasie moet je hebben om zo een wereld te scheppen. En het tweede was: hoe wonderbaarlijk is onze eigen wereld eigenlijk. Onze dierenwereld bestaat uit miljoenen dieren waarvan we het overgrote deel nog nooit gezien hebben. Iedereen roept ‘ooooh’ en ‘aaaah’ bij het zien van een olifant, een tijger of een flamingo. De bekende soorten verdienen het ook om nader te bekijken en er meer over te leren. Zelfs een eenvoudige boerenzwaluw, een damhert of een lieveheersbeestje hebben nog veel geheimen voor ons. Maar heb je wel eens een axolotl gezien? Of een pangolin? Een jerboa, rafelvis, bergduivel of spookdiertje? Allemaal de moeite waard om eens te googelen: je weet niet wat je ziet.

Wat mij betreft is dit boek een uitnodiging om met (nog) meer verwondering naar de (dieren)wereld om ons heen te kijken. En respect te hebben voor de dieren, die vaak weerloos zijn en met uitsterven worden bedreigd als mensen hun leefgebied verwoesten: bossen kappen, afvalwater in rivieren lozen, natuurgebieden met snelwegen doorkruisen.

Heel erg terecht dat dit boek dit jaar de prijs heeft gewonnen. Een boek waarvan jong en oud zullen smullen en waarin een belangrijke boodschap doorklinkt: heb waardering voor onze natuur, kijk met aandacht en zorg voor onze planeet. Als je ergens meer over weet, ga je er beter voor zorgen. Huisdieren worden doodgeknuffeld, maar groene kikkers niet. Ieder dier doet ertoe, ga eens wat vaker naar buiten en verwonder je, net als Deleo.