
Peter Pan kun je niet níet kennen. Het is een klassiek figuur in onze literatuur en inmiddels ook in de filmwereld. Peter Pan zal altijd een kind blijven, hij wordt nooit groot. Daarom woont hij in Nooitland, met zijn vrienden De verloren jongens, die ook gevlucht zijn uit de ‘echte wereld’. Nooitland is eigenlijk meestal rustig, behalve als Peter er is. Dan zijn de piraten op bloed uit, jagen de wilde dieren op de jongens en gebeurt er altijd wat.
Aan het begin van het verhaal luistert Peter Pan aan het raam van de slaapkamer – waar Wendy en haar twee broertjes slapen – naar de verhalen die hun moeder hen vertelt. In Nooitland zijn geen meisjes, Peter Pan wil Wendy er graag mee naartoe nemen. Hij leert haar en haar broertjes vliegen. Zij hebben het land al eerder in hun dromen gezien, het voelt al snel vertrouwd. Ze gaan een avontuur tegemoet dat ze nooit meer zullen vergeten.
Als je dit verhaal leest dat al in 1911 werd opgeschreven door J.M. Barrie (Schotland 1860-1937), voel je dat het voor vele kinderboekenschrijvers na hem een inspiratiebron moet zijn geweest. De oeverloze fantasie van kinderen en het ontbreken daaraan bij volwassenen is een thema dat in veel kinderboeken terugkomt.
Daarom vind ik het leuk om eindelijk deze klassieker eens gelezen te hebben. Wel in de eigentijdse en frisse vertaling van Esther Ottens, en met de weergaloze illustraties van Floor Rieder (daarover later meer). Ottens deed weinig echt ingrijpende aanpassingen, behalve dat de verhouding man-vrouw en de kijk op de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika minder stereotiep werden neergezet.
Daardoor is het verhaal best wel pittig voor een kinderboek, tegenwoordig zouden we woorden als embonpoint (gezet, dikbuikig), perfide (verraderlijk) en verschansing (verdedigingswerk) niet tegenkomen in jeugdboeken. In deze vertaling zijn ze blijven staan en ik struikelde er wel over (en had echt nog nooit van embonpoint gehoord!). Achterin het boek staat wel een woordenlijst, maar er wordt niet naar verwezen in de tekst (een sterretje en verwijzing naar de paginanummers waar de lijst staat was genoeg geweest).
Verder zijn de aanwezigheid van de alwetende verteller, de vele uitdrukkingen (de schellen vallen van de ogen, de eeuwige jachtvelden, over de kling jagen) en soms ingewikkelde tijdsprongen complicerende factoren die het lezen niet vergemakkelijken. Daar staat dan wel weer tegenover dat het verhaal toch zo boeiend is dat je dóór wilt lezen: het is erg spannend en vaak ook gruwelijk.
De illustraties van Floor Rieder zijn echt adembenemend. De keuze voor slechts 4 kleuren (en af en toe roze en rood), zwart, wit, blauw en felgroen, is spot on. Meer heeft het niet nodig. Wat een toffe stijl heeft Rieder, stoer en tegelijk sprookjesachtig.


Ik ben blij dat ik het gelezen heb en hoop dat veel lezers het klassieke verhaal zullen oppakken. Ik denk dat het voor kinderen van minimaal 9 à 10 jaar geschikt is, en dan vooral ook voor kinderen die zich niet laten tegenhouden door de dikte van het boek en het best wel complexe taalgebruik. Het is zeker geschikt als voorleesboek, omdat je dan moeilijke woorden en tijdsprongen kunt uitleggen.
Meer info op https://gottmerkinderboeken.nl/product/peter-pan/